De mensen blij maken
Elisabeth van Thüringen (1207-1231)
Op 17 november viert de Kerk de gedachtenis van de heilige Elisabeth van Thüringen. Zij kan wel met recht de eerste franciscaanse vrouw uit het Duitse taalgebied worden genoemd. Ze is in ieder geval de patrones van onze derde orde, waaronder naast de OFS (voor mensen die in de wereld leven) ook de vele franciscanessen- en broeders-franciscanencongregaties horen. Sommige zusters, onder andere uit Aken en Wenen, hebben zich naar haar ook ‘Elisabethinnen’ genoemd. Wie was deze vrouw waarvoor zelfs reformator Martin Luther eerbied had? En wat kunnen we van haar leren?
Detail van Hans Holbein d.Ä., St. Elisabeth von Thüringen
Elisabeth wordt op 7 juli 1207 geboren in Pressburg (het huidige Bratislava, Slowakije), dat toen nog tot het Hongaarse koninkrijk behoorde, als derde kind en tweede dochter van koning Andreas II en koningin Gertrud. Haar moeder is uit het geslacht Von Andes-Meranië, dat zijn basis heeft in het Opper-Beierse Andes. Elisabeths vader is eigenlijk ongeschikt om te regeren, waardoor moeder Gertrud in feite de macht heeft. Zij wordt gehaat door de Hongaarse adel, omdat zij in de praktijk enkel oog heeft voor de Duitstalige minderheid in haar land. Op 23 september 1213 wordt zij daarom vermoord. Elisabeth is dan slechts zes jaar oud. Die is dan echter allang verhuisd naar Thüringen. Daar gaat deze legende aan vooraf…
Op 7 juli 1207 houden de Thüringse Landgraaf Herman I en zijn vrouw Sophia van Wittelsbach een groot feest op hun slot de Wartburg, zoals ze regelmatig gewoon zijn te doen. Naar dergelijke feesten komen altijd vele minstrelen, waarvoor het paar ook als mecenas optreedt. Op dit feest is ook meester Klingsoor. Als de mensen aan hem vragen of er nog nieuws is, kijkt hij naar de sterrenhemel en zegt: “Gij moet naar waarheid weten, dat mijn heer, de koning van Hongarije, nog deze nacht een dochter krijgt. Zij zal Elisabeth heten en zij wordt een heilige. Zij zal aan de jonge vorst, de zoon van de landgraaf, tot vrouw worden gegeven, en haar lofwaardig, heilig leven zal de hele wereld, en vooral dit land, tot troost strekken.” Zo schrijft kapelaan Berthold, die het eerste heiligenleven van Elisabeth schreef. We moeten het maar met een korreltje zout nemen dat het een profetie was… maar het is wel precies wat er gebeurt.
Als Elisabeth vier is, komt men namens de Thüringse landgraaf om haar hand vragen. Koning Andreas II accepteert en Elisabeth verhuist meteen mee naar Thüringen. Dat adellijke kinderen al vroeg worden uitgehuwelijkt, is niet uitzonderlijk. Dat de bruid meteen mee verhuist, is dat wel. Pas in Thüringen leert Elisabeth haar zeven jaar oudere toekomstige man Ludwig IV kennen. Ze groeien verder op als broer en zus. En dat zou nog wel eens de reden kunnen zijn, dat het een zeldzaam geslaagd huwelijk zal worden. Ook nadat ze in 1221 (Elisabeth is dan 14, Ludwig 21 jaar) daadwerkelijk trouwen, blijven ze elkaar liefkozend ‘zusje’ en ‘broertje’ noemen. Ludwig is dan al vier jaar residerend landgraaf.
Ja en nee
In de Bijbel lezen we Jezus’ oproep aan ons dat ‘je ja een ja en je nee een nee’ moet zijn. Als iemand dat geleefd heeft, dan is het Elisabeth wel geweest. Een aantal jaren vrij onbewust. Het begint met de ‘nee’. Ze is dol op kinderspelletjes, maar “één keer is voor mij genoeg.” Geen herhaling en overdaad voor de kleine Elisabeth.
Elisabeth weigert ook, tot afkeuring van haar schoonmoeder Sophia en haar twee jaar oudere schoonzusje Agnes, in de kerk haar kroon op te houden. Voor hen was het onmogelijk dat een prinses zich zo vernederde. Elisabeth vond het echter geen pas hebben om “voor zo’n grote Koning, die gekroond met een doornenkroon voor mij zwaar heeft geleden, je kroon op te houden.”
De Wartburg bij Eisenach (Thüringen, Duitsland)
Edmund Leighton, ‘Elisabeth deelt brood uit aan de armen’
Als Elisabeth erachter komt dat veel van het eten en drinken dat op tafel komt vaak op oneigenlijke wijze – afpersing – van de lokale boeren is afgenomen, weigert ze te eten en te drinken. Pas als zij zeker weet dat het eten en de wijn van de eigen landerijen afkomstig is, eet of drinkt ze ervan. Als het niet goed is, dan gaat ze liever met honger, dorst of beide van tafel dan ze er van eet.
Hetzelfde vraagt ze van haar dienstmeisjes. In haar omgang met hen wordt al iets zichtbaar van haar ‘ja’. Ze staat erop dat de dienstmeisjes haar bij haar voornaam noemen en met ‘je’ aanspreken. Ondenkbaar in die tijd, maar Elisabeth deed het.
Ze weet zich ergens door geroerd, maar weet niet goed wat. Totdat… Franciscus van Assisi vanuit Italië zijn broeders in 1221 succesvol over de Alpen stuurt. Ze komen ook aan in het Thüringse hof. Lekenbroeder Rodeger van Halberstadt vertelt haar over het ideaal van Franciscus in armoede naar het Evangelie te leven. Het raakt iets aan in Elisabeths ziel en ze raakt vervuld van vreugde: “Ja, dat voel ik ook. En ha, dat wil ik ook.” Dit is het wat ze zocht. Ze stelt Rodeger aan als haar geestelijk leidsman.
“Dit soort gasten mag je vaker in mijn bed leggen, lief zusje!”
Landgraaf Ludwig IV van Thüringen, echtgenoot van Elisabeth
Ze heeft dan al, als haar man op rondreis is en zij dus zelfstandig regeert, de graanschuren van de Wartburg laten openen tijdens een hongersnood die in de stad Eisenach onder de burcht is uitgebroken. Sinds die tijd brengt ze geregeld zelf, samen met haar dienstmeisjes, eten naar de armen. Ze sticht ook een ziekenhuisje waar ze mensen verpleegt.
Weerstand
Dit alles stuit op weerstand bij haar schoonfamilie. Die begrijpen niets van Elisabeths sociale bewogenheid. Ze zijn zelfs bang dat ze al het eten zal wegschenken zodat zij van honger omkomen. Gelukkig ontvangt ze alle steun van haar echtgenoot.
Elisabeth gaat wel heel ver. Als op een dag Ludwig thuiskomt, hoort hij van het geschrokken personeel dat Elisabeth een melaatse in huis heeft gehaald om te verzorgen. En om dat goed te kunnen doen… heeft ze hem in het bed van Ludwig gelegd. Dit gaat ook Ludwig te ver. Hij stormt naar de slaapkamer, zwaait de deur open en… ziet de gekruisigde Christus in zijn bed leggen. Elisabeth staat ernaast. Ludwig kalmeert ter plekke en zegt haar: “Dit soort gasten mag je vaker in bed leggen, lief zusje!”
Detail van een altaarretabel in de Sint Elisabethkerk in Marburg; Ludwig vindt de gekruisigde Christus in zijn bed.
Mozaïek uit de Elisabethkemenade op de Wartburg. Elisabeth neemt afscheid van haar kinderen.
Als Ludwig meegaat met de kruistocht en omkomt, is Elisabeth ontroostbaar. Ze slaat haar hoofd van verdriet tegen de muur. Ze besluit – tegen de wil in van haar schoonfamilie – niet met haar zwager Heinrich Raspe, de nieuwe landgraaf, te trouwen. Ze besluit haar nieuwe roeping te volgen en vlucht van de Wartburg. Ze wil arm gaan leven.
Een enorme stap, want Elisabeth moet daarvoor haar kinderen van 5, 4 en 0 jaar oud achterlaten. Toch doet ze dat, hoe raar het ook klinkt voor een moeder, van harte. Haar roeping de arme Christus te volgen is sterker. Helaas vindt ze in Eisenach niet het warme onthaal waarop ze gehoopt had; slechts in een varkensstal vindt ze onderdak en als ze een oude, arme vrouw tegenkomt die ze altijd geholpen heeft, duwt deze vrouw haar zonder pardon in het water. Elisabeth kan niets meer voor haar betekenen en dus is ze lucht voor haar.
En haar oom, aartsbisschop Ekbert van Bamberg, probeert haar te koppelen aan de keizer. Ook dat weigert Elisabeth: “Als je mij dwingt, dan snijd ik mijn neus af, dan zal de keizer me wel niet meer willen…”
Liefde
Met veel pijn en moeite krijgt Elisabeth van haar zwager terug wat haar toebehoort. Haar man had haar bij hun huwelijk slot Marburg, bij de gelijknamige stad, cadeau gedaan. Interventie van de paus is nodig om Heinrich Raspe daartoe te dwingen.
Elisabeth vertrekt daarop wel naar Marburg (in het tegenwoordige Hessen), maar weigert op de burcht te gaan wonen. Al hoewel er ook wel verteld wordt dat de huurders het slot niet willen verlaten. Huurbescherming avant la lettre zullen we maar zeggen. Ze betrekt met haar dienstmeisjes een piepklein huisje; voor Elisabeth zelf is er slechts plaats onder de trap. Daarnaast laat ze – van haar weduwe-erfenis – een ziekenhuisje bouwen. Ze leeft nu als ‘derdeordeling’; eigenlijk als wat later een franciscanes zou heten.
Ze deelt nog steeds eten uit, aan de allerarmsten, en ze laat vuren voor hen aanleggen. Als haar dienstmeisjes zich er over verbazen dat deze arme mensen spontaan gaan dansen, spreekt Elisabeth haar meest beroemde woorden: “Ik heb het jullie altijd gezegd: we moeten de mensen blij maken!”
Marburg met daar boven het Marburger Schloss en rechts de torens van de Elisabethkirche
“Ik heb het jullie altijd gezegd: we moeten de mensen blij maken!”
Elisabeth van Thüringen
Beeltenis van Elisabeth op haar grafschrijn.
In deze tijd wordt ze bijgestaan door de priester Konrad van Marburg, die haar biechtvader geworden is. Hij is buitengewoon streng voor haar. Zo moet ze zelfs van haar dienstmeisjes, haar vriendinnen, onder zijn druk afscheid nemen.
Toch werkt Elisabeth onvermoeid door in haar ziekenhuis, waarbij ze ook een Franciscuskapel – de eerste op Duitse bodem – laat bouwen. Van het feite dat ze niet altijd zachtzinnig en liefdevol was getuigen een tweetal verhalen. Elke patiënt moest, voordat hij of zij in het ziekenhuis werd opgenomen, biechten. Op een dag is een patiënte zo moe, dat ze weigert en in bed gaat liggen. Elisabeth sleurt haar er aan haar haren weer uit. Geschrokken en inmiddels klaar wakker biecht de patiënte alsnog.
Bij het uitdelen van eten houdt Elisabeth er strikt aan iedereen evenveel te geven. En twee keer in de rij gaan staan is uit den boze. Een jong meisje is zich hier niet van bewust. Als Elisabeth erachter komt dat dit meisje twee keer heeft gehad, vraagt ze het meisje wat haar het meest dierbaar is. “Mijn prachtige, lange haren; daarmee maak ik kans op een goede bruidegom”, luidt het antwoord. Prompt pakt Elisabeth een schaar en knipt de haren van het meisje af. Niet als straf, maar als – toegegeven rare – opvoedkundige maatregel om haar nederigheid te leren.
Niet veel later wordt Elisabeth ziek. Waarschijnlijk een combinatie van slecht voor zichzelf zorgen, heel hard werken en besmet raken door haar patiënten. Op haar sterfbed hoort ze – als enige – een vogeltje prachtig zingen. “Heer, hier ben ik”, horen de aanwezigen haar zeggen. En zachtjes sterft ze, op 17 november, 1231, slechts 24 jaar oud.
Na haar dood
Het heiligverklaringsproces komt gauw op gang en slaagt. Ter ere van haar bouwen ze de Franciscuskapel van haar ziekenhuisje, waar ze begraven ligt, uit tot de eerste gotische kerk in Duitsland. Enkele eeuwen liggen haar stoffelijke resten daar.
Zelfs de reformatie weet haar verering te doorstaan. Martin Luther, ondergedoken op de Wartburg (waar hij de Bijbel in het Duits vertaalt), leert haar verhaal kennen en heeft bewondering voor haar. Hij stelt haar ten voorbeeld aan de mensen. Zo wordt en blijft Elisabeth ook bij Duitse protestanten gekend en geliefd. Toch zal Philip I van Hessen, een ver familielid van Elisabeth, in 1539 haar botten uit het graf verwijderen, met de cynische woorden: “Kom nichtje, nu heb je lang genoeg geslapen.” Hij was fel gekant tegen heiligenverering. Vele kerken claimen nu een relikwie te hebben, van Hamburg tot Wenen. Er wordt echter ook gefluisterd dat vereerders haar stiekem herbegraven hebben ergens in haar grafkerk.
Elisabeth wordt na haar dood naamgeefster van vele ziekenhuizen, waaronder in Antwerpen, Tilburg en Zottegem. Er zijn zusters – in feite franciscanessen – die zich naar Elisabeth laten noemen. Ook onze Duitse medebroeders hebben hun provincie naar Elisabeth vernoemd.
Maar het is vooral haar verhaal van haar eigen weg gaan om Christus te volgen, met duidelijke ‘nee’s’ en ‘ja’s’ (ondanks de weerstand die dat opriep) die inspirerend blijft tot op de dag van vandaag. Laten wij, met haar in gedachten, voor ogen houden dat het onze opdracht is elkaar blij te maken. Daar wordt de wereld alleen maar mooier van.
Br. Hans-Peter Bartels ofm















