Loek Bosch

Loek Bosch (1944) woont in de communiteit in Megen.

Wat is in één zin volgens jou ‘roeping’?
Een antwoord op die vraag is niet zo makkelijk te geven. Wat het niet is, is me veel duidelijker. Roeping is in ieder geval niet een telefoontje uit de hemel, met God aan de lijn: “Hallo, Ik wil graag dat je intreedt bij de minderbroeders.” God roept, daar geloof ik in, maar Hij heeft daar zo zijn eigen wegen in. Roeping is niet eenzijdig, alleen maar van God uit, maar heeft te maken met de bereidheid antwoord te geven. En daar zit vaak ons probleem: want waar begin je aan als je je uitlevert in de handen van de Eeuwige. We zijn vaak bang voor de consequenties. Wonderlijk: volgens mij zit juist daar de kern van ons volwassen-zijn. Misschien is ‘roeping’ daarom: durven  kiezen en staan voor de consequenties die daaruit voortkomen.

Wanneer ben je broeder geworden en waarom?
Ik ben eigenlijk twee keer broeder geworden. Twee keer ingetreden noemen ze dat. De eerste keer in de jaren zestig. In die jaren ben ik gillend weggelopen: “nooit meer zo iets.” Maar toch … in mijn onderbewustzijn bleef het verlangen. Aanvankelijk kwam ik terecht in het onderwijs, toen in het pastoraat als pastoraal werker en later als priester. In 1992 ben ik opnieuw ingetreden. Ik ben deze wonderlijke weg gegaan omdat ik mijn hele leven een verlangen heb gehad om meer evenwicht te hebben tussen, noem het maar, de ‘gebedskant’ en de ‘werkkant’ in mijn persoon.

Wie of wat is stimulerend voor je geweest om je weg te gaan?
Stimulerend daarbij zijn vooral geweest een bezoek aan Burkina Faso in Afrika, waar vandaan ik vol onrust naar mijn eigen leven terugkwam, alsmede  een drietal pelgrimstochten die ik in de jaren tachtig heb gelopen naar Assisi, Santiago en naar Rome. Tijdens die tochten kwam ik, zeg maar, God tegen, je kunt ook zeggen dat ik mezelf tegenkwam. Als je te voet gaat, heb je eindelijk tijd om bij jezelf terecht te komen – je ontkomt daar niet aan – en ik bemerkte dat het oude verlangen naar een leven als religieus eigenlijk nog weliswaar weggestopt volop aanwezig was. En ik merkte hoezeer Franciscus en Clara mij boeiden en me uitnodigden om te gaan denken en te kijken of ik in hun levens- en denkwijze een gelukkige mens zou kunnen zijn.

Wie of wat hield je er aanvankelijk van af?
Ik praatte er nooit over. Dat verlangen was mijn kostbare geheim, dat ook heel langzaam groeide. Er was dus ook niemand die me er van afhield. Jammer dat ik dat in de beginperiode het niet heb kunnen (of willen?) delen, want toen ik het uiteindelijk naar buiten bracht, waren er allerlei mensen die iets hadden van “hè, hè, eindelijk, dat had ik al veel eerder verwacht”. Wat me tegenhield, was een gevoel van ‘wat zullen anderen daar wel van denken?’. Zullen ze me niet voor gek verslijten? Wat me tegenhield was vooral ook mijn verantwoordelijkheidsgevoel voor mijn werk in het basispastoraat. Liet ik de mensen niet in de steek? Ik heb lang geworsteld om daar vrede in te vinden, vooral omdat ik ervaren heb dat ik als minderbroeder-priester ook veel kan betekenen voor veel mensen om me heen.

Waarom ben je vandaag de dag broeder?
Tot op de dag van vandaag ben ik met vreugde broeder en heb ik het gevoel dat ik de goede weg heb gekozen. Natuurlijk is het leven in een gemeenschap niet altijd even gemakkelijk. Maar aan de andere kant geven broeders je ook een gevoel van ‘ergens bij te horen’, en samen ergens voor te staan. Ik ben gefascineerd door Franciscus en Clara, door hun keuze voor het kleine, het kwetsbare, door hun fascinatie van de Eeuwige, hun relatie met God, die zij hartstochtelijk beminden. Ik ben geboeid door hun erkenning dat alles wat we zijn en wat we hebben, niet van ons is, maar dat we dat gratis hebben gekregen om te gebruiken en te delen met anderen. Het is niet van ons, niet van mij.  Zoals ik ook niet het middelpunt van deze wereld ben, maar er is een Gij – een ‘Du’ zegt Martin Buber – die tegenover mij staat en me – vaak via de mens om mij – aankijkt en me rekenschap vraagt voor de mens die ik ben.

Wat betekent God voor jou als broeder?
God is voor mij de Roepende, de Lokkende, de Stilte, de Diepte, Warmte en kilte, afstand en nabijheid. Eigenlijk kan ik geen woorden genoeg vinden om uit te drukken wat God voor mij betekent. Taal schiet te kort, misschien hebben we daarom wel juist ons lijf gekregen. Daarom ook is God in Jezus mens geworden, lijfelijker kan het niet, klein geworden, sterker nog: Hij is door de knieën gegaan als degene die de voeten wast. Nog sterker: Hij is zo breekbaar als Brood geworden, wat we in de eucharistie elke dag met elkaar kunnen delen.

Maak de volgende zin af: “Een wereld zonder broeders is …
als pap zonder zout.”

Mijn levensmotto is:

Ik wil de weg gaan naar de toekomst toe. En mijn uiteindelijke toekomst is God.