Hans van Bemmel

Hans van Bemmel (1949) woont in de communiteit in Nijmegen.

Wat is in één zin volgens jou ‘roeping’?
Roeping is voor mij: in je nek gepakt worden door God, en op de weg gezet worden om Jezus van nabij te volgen.

Wanneer ben je broeder geworden en waarom?
Ik ben in september 1995 ‘korte termijn-franciscaan’ geworden. Als zodanig zou ik een jaartje meeleven met de broeders. Uiteindelijk is dit uitgegroeid tot broeder-zijn voor het leven. In 1995 was ik 46 jaar oud. Eigenlijk ben ik geen ‘late roeping’; ik heb laat geantwoord. Toen kon ik niet anders dan minderbroeder worden. In die periode kreeg ik een steeds groter geloof en vertrouwen in God. Ik ben gelouterd door mijn levensgeschiedenis. Terugkijkend op die levensgeschiedenis zag ik Gods Zoon steeds meer in de gekwetste mensen om mij heen. Ook betrapte ik mezelf erop dat ik steeds vaker naar de eucharistie ging. Zo zag ik Christus in de eucharistie én in de gekwetsten. Zo ben ik begonnen met vrijwilligerswerk bij de zusters Augustinessen van Monica in Utrecht.

Wie of wat is stimulerend voor je geweest om je weg te gaan?
Mijn familie en mijn vrienden hebben mij erg gestimuleerd. Steeds weer werd er gevraagd: “Is dit niet iets voor jou?” De grootste stimulans voor mij vond ik echter in mijn gebedsleven en in sociale bewogenheid. Daardoor voelde ik me er toen rijp voor om broeder te worden voor het leven.

Wie of wat hield je er aanvankelijk van af?
Het heeft lang geduurd voordat ik los kon komen van mijn goede baan, mijn huis en auto. Aan de ene kant wilde ik heel graag minderbroeder zijn, maar aan de andere kant was er de materie. Met kleine stapjes ben ik daarvan losgekomen: eerst als korte termijn-franciscaan, later het postulaat, het noviciaat … totdat ik bij mijn eeuwige geloften alles weggaf aan de armen. Zo is mijn vertrouwen in God en mijn overgave aan Hem langzaam gegroeid. Wat ook meewerkte, was dat ik steeds meer los kwam te staan van mijn bezit toen ik werkte onder de kanslozen. Ik voelde steeds duidelijker dat dit mijn weg was. Ik voelde me op de weg van Jezus, en nu in de voetsporen van Franciscus.

Waarom ben je vandaag de dag broeder?
Ik voel mijn broeder-zijn hoe langer hoe meer als een signaal naar de wereld. Ik voel me een ‘man van God’, door God gezonden. In mijn habijt wordt dit voor de buitenwereld zichtbaar. Ik ben een vertegenwoordiger van de dienende kerk. De kerk moet een signaal zijn tegen onrecht, geweld en armoede.

Wat betekent God voor jou als broeder?
Alles! Hij is mijn Schepper. Hij heeft mij gemaakt met al mijn kwaliteiten, en met al mijn mindere kanten. Daar zal ik het maar mee moeten doen. Ik vind het heerlijk om mijn dag te beginnen met God, in de lauden. De psalmen zijn dan zo eerlijk, vol wanhoop, verdriet en vragen. Het is ook fijn om de dag te eindigen met God, en aan Hem alles terug te geven. Ik ben ook blij met Gods Zoon. Hij is voor mij mijn referentiekader, mijn voorbeeld.

Maak de volgende zin af: “Een wereld zonder broeders is …
koud en kil.”

Mijn levensmotto is:

Christus ontmoeten in de gekwetsten. Daardoor kom ik steeds dichter bij God.