Straatpastor Heleen Ransijn voelt zich thuis bij de straatbewoners van Gent

Omgaan met Gods geliefde kinderen

Dagelijks gaat Heleen Ransijn om met de straatbewoners van Gent, de stad waar zij werkt als stadspredikant en straatpastor. “De mooiste job van de wereld”, noemt zij haar werk bij gelegenheid van de Werelddaklozendag (10 oktober). Zij laat zich inspireren door ‘broeder Frans’.

Heleen Ransijn

Franciscus is voor mij een lichtend voorbeeld, misschien wel vooral vanwege de vreugde die ik proef uit de verhalen over hem

“Is dat een kruisje, dat je daar draagt?” Het is een vraag die ik nogal eens krijg van Gentse straatbewoners die ik tegenkom in mijn werk als straatpastor. En dan gaat het om het kleine Tau-kruisje dat ik al jarenlang draag, aan een schoenveter met de bekende drie knopen erin. Ik ben altijd wel blij met die vraag. Het geeft me de kans om iets te vertellen over de inspiratie, van waaruit ik mijn werk doe. Want al ben ik dan predikant van de Verenigde Protestantse Kerk in België, Franciscus was er eerder.

Geest

Hoe lang reist ‘Broeder Frans’ dan al met me mee? Dat is toch al ruim veertig jaar van mijn leven. Het begon met de Pinkstervoettocht in 1985. Pinksteren is vaker een ‘scharniermoment’ geweest in de loop van de tijd. Zo nam ik mijn besluit om de overstap te maken van de RK kerk naar de PKN drie dagen vóór Pinksteren 2012, en mijn besluit dat ik dan ook predikant wilde worden kwam daar op Pinksterzondag 2012 meteen achteraan. Kennelijk heeft de Geest toch wel iets te maken met al die ‘scharniermomenten’. En liggen katholiek en protestants in mijn leven nog steeds erg dicht bij elkaar. Een doorsneeprotestant zal ik nooit worden. Een doorsneepredikant trouwens ook niet, en laat dat nu alles te maken hebben met die verhipte Franciscus. Ik denk dat ik altijd gezocht heb naar mensen die in hun eigen leven laten zien hoe je Christus kunt navolgen; het liefst zo concreet mogelijk. Franciscus is daar voor mij nog steeds een lichtend voorbeeld van. Vanwege zijn armoede-ideaal en zijn eenvoud, vanwege zijn liefde voor de Schepping, maar ook (en misschien wel vooral) vanwege de vreugde die ik proef uit de verhalen die ik over hem ken. En in het verlengde daarvan de vreugde die ik heb leren kennen onder de mensen die anno nu nog steeds zijn voorbeeld volgen.

‘Frans Tweedehands’

En hoe kom ik dan via die Franciscus in het straatpastoraat terecht? Dat is een lang verhaal, maar het begon denk ik vier jaar na die eerste Pinkstervoettocht, toen ik via wonderlijke wegen terechtkwam bij ‘Frans Tweedehands’ in Rotterdam. Een huis waar jonge mannen die een verslaving achter de rug hadden tijdelijk inwoonden om hun leven weer op de rails te krijgen. De ‘Frans’ in de naam was natuurlijk Franciscus; het huis was gesticht door pater Loek Hentzen ofm. Ik heb er niet meer dan een half jaar gewoond en gewerkt, maar dat heeft wel mijn leven veranderd. Als je eenmaal zelf hebt leren kijken naar verslaafden – en trouwens ook naar straatbewoners en andere mensen aan de ‘rafelrand’ van de samenleving – als Gods geliefde kinderen, zoals Loek deed, dan kun je daarna niet anders meer. Later kwam ik in een gemeenschap te wonen waar altijd wel minstens één vluchtelingengezin bij inwoonde, en tijdens mijn studie theologie (toen nog aan de katholieke universiteit) werkte ik een tijdlang voor het Utrechtse Straatnieuws, de straatkrant waarvan ik op het laatst alle dakloze krantenverkopers wel kende. Ik werd uiteindelijk weliswaar een ‘gewone’ gemeentepredikant in het Belgische Vilvoorde, maar het bleef kriebelen. Dus toen er een vacature kwam in Gent voor een straatpastor, sprong ik er bovenop. En nu, drie jaar later, ga ik bijna dagelijks om met de straatbewoners van Gent. De mooiste job van de wereld. En dus nog steeds met een Tau-kruisje om m’n nek.

Heleen Ransijn

Gerelateerde nieuwsberichten