Broeder Theo van Adrichem over begeleiden

Ik vertrouw erop dat God mij het goede zal ingeven

Vertrouwen en met je aandacht bij de ander blijven. Dat zijn twee aspecten van begeleiding die wezenlijk zijn voor broeder Theo van Adrichem. Zoals God hem draagt, wil hij mensen dragen.

THEO VAN ADRICHEM (28 oktober 1954, Rijswijk) studeerde theologie en trad in 1980 in bij de franciscanen. Hij woonde en werkte in Nederland, Brazilië en België. In Brussel was hij o.a. verantwoordelijk voor de vorming van nieuwe broeders. In 2004 verhuisde hij naar Amsterdam, alwaar hij bij het kerkelijk centrum ‘De open deur’, mensen begeleidde, onder wie ongedocumenteerden. In 2012 werd hij tot priester gewijd. Sinds 2013 woont broeder Theo in Megen, eerst als gardiaan en coördinator van het Franciscaans Jongerenwerk en viceprovinciaal en nu als minister-provinciaal. Hij werkt mee aan studie- en bezinningsbijeenkomsten op het terrein van Bijbel en franciscaanse spiritualiteit.

In Vlaanderen is hij betrokken bij TAU, de Vlaamse tegenhanger van de Nederlandse Franciscaanse Beweging. Eén van de activiteiten is een staptocht naar Assisi. In België hadden ze geen ‘stappende broeders’ meer en daarom begeleidt Theo eens in de twee jaar een groep die in tien etappes naar Assisi loopt. Zo blijft hij figuurlijk én letterlijk mee oplopen met zijn medemens.

Samen optrekken en de juiste weg zoeken, op mooie en lastige momenten, is een geweldige taak

“God is Degene aan wie alles toebehoort en die mij draagt”, zo antwoordde Theo van Adrichem ooit in een eerder interview op de vraag wat God voor hem betekent. “Aan hem mag ik me toevertrouwen, juist ook op momenten dat ik mijn eigen grenzen ervaar of het zelf niet meer weet. Ik hoef niet alles zelf op te lossen. En vooral: ik mag erop vertrouwen dat God mij het goede zal ingeven.”

Zoals God hem draagt, zo wil Theo ook mensen dragen. Er zijn vele synoniemen voor dragen en begeleiden. Eigenlijk spreekt hij liever van ‘met iemand oplopen’, figuurlijk en soms ook letterlijk. Het mooie is dat met iemand ‘oplopen’, vaak makkelijker gaat als je ook fysiek met die ander oploopt. Dat biedt letterlijk de ruimte voor gesprek, de ander krijgt de ruimte en tijd om zich uit te spreken. Dan kan er een concrete vraag naar boven komen en al pratend komen er soms antwoorden. Bijvoorbeeld door iets terug te geven, als een spiegel die woorden terugkaatst. Een bijkomend aspect kan ook zijn het delen van je eigen ervaring. Het kan helpen, maar het kan ook in de weg staan. Delen is iets van jezelf weggeven en dat kan vertrouwen geven. De balans is daarin belangrijk. Een gesprek zittend tegenover elkaar is vaak meer confronterend.

Rots

Dragen of gedragen worden heeft toch net een andere connotatie dan ‘mee oplopen.’ Dragen voelt als een open hand, zegt Theo. Het gevoel dat hij zich gedragen weet door God, geeft hem een bepaald vertrouwen. “In een tijd dat je iemand begeleidt, ben je een soort rots, een steun of houvast, waarbij ik ervoor beducht ben om afhankelijkheid te scheppen. Mensen die begeleiding nodig hebben kunnen de neiging hebben zich afhankelijk te maken van een hulpverlener of begeleider. Je moet kijken wat er in de concrete situatie van iemand mogelijk is. Je bent soms een soort wegwijzer. Als iemand het even niet ziet zitten, probeer je samen te ontdekken waar de mogelijkheden liggen. Je weet van tevoren niet wat de uitkomst is. Natuurlijk kun je kijken naar oplossingen en proberen die aan te dragen, maar als dat niet past bij de persoon is dat vergeefse moeite. Iemand komt er ook krachtiger uit als hijzelf vanuit een dialoog een perspectief ontdekt”.

“Om iemand te kunnen begeleiden, geldt dat er vertrouwen is en dat je in staat bent goed te luisteren. Er zijn allerlei menselijke aspecten die het samen oplopen soms vertroebelen. Té nabij bijvoorbeeld, kan het moeilijk maken. Geschiedenis hebben met elkaar biedt voordelen, maar er is weer te weinig onbevangenheid. Daarom is dat vertrouwen zo van belang. Balans en vertrouwen.”

Vroege herinnering

In het gezin waarin Theo opgroeide werd niet veel gepraat. De beste gesprekken vonden plaats tijdens de afwas. En toch kreeg hij er één van de belangrijkste dingen mee: er werd vertrouwen in hem gesteld. Theo vertelt over een vroege herinneringen, waaruit dat blijkt.

“Mijn eerste dag op de kleuterschool. Mijn moeder fietste met me mee en kwam me tussen de middag weer halen van school. Na het warme middagmaal hetzelfde ritueel. Ik zei haar dat ik heus wel zelf naar en van school weer naar huis kon fietsen. Nadat de school ’s middags ten einde was, sommeerde de juf ons kleuters de jasjes aan te trekken en te wachten op onze moeders. Ik zei haar dat de mijne niet zou komen, omdat ik het zelf wel kon. ‘Zitten en wachten’, zei de juf. Toen alle kinderen al vertrokken waren en ik nogmaals zei dat mijn moeder mij echt niet kwam ophalen, mocht ik vertrekken. Dat ik dat vertrouwen heb gekregen van mijn moeder, was bijzonder waardevol.”

Kerk-betrokken

Theo raakte als kind en puber al vrij snel kerk-betrokken. “Er was een sfeer in de parochie, met jonge kapelaans en een dynamische gemeenschap, waarin ik mij graag begaf.” Hij werd misdienaar en hielp de koster. Daarnaast hadden ze in de familie enkele religieuzen waaronder een oom die franciscaan was en een ‘tante claris’. Op de middelbare school liep Theo mee aan een voettocht, georganiseerd door Pax Christi. Hij was zeer onder de indruk van de prachtige slotviering in de Bossche veemarkthallen.

Theo ging theologie studeren omdat hij mensen wilde helpen. “Dat was wat mij aantrok in het pastoraat. Achteraf klinkt ‘mensen helpen’ behoorlijk pretentieus. Het heeft iets van hoog-laag in zich, zo van ‘ik kom jou wel eens even helpen’.”

Lijntjes bij elkaar

Franciscus boeide hem altijd al, maar aan het eind van zijn studie kwamen er wat lijntjes bij elkaar. Als priester van een bisdom zou hij misschien op een pastorie terecht komen, die steeds dunner bezet waren en niet meer de dynamiek hadden uit zijn jeugd. Alleen wonen wilde hij niet. Gedurende zijn studietijd had hij met studenten samen gewoond; ze aten met elkaar, hadden eens per maand Bijbelbezinning en baden gezamenlijk eens per week. Leven in gemeenschap werd voor Theo een noodzakelijke aangelegenheid. En dat leidde ertoe dat hij koos om minderbroeder te worden.

“Samen met anderen zijn is niet altijd makkelijk, maar het is wel een oefening in het groeien als mens. Om ook op lastige momenten een weg te vinden is heel vormend. Want als je alleen woont, wie corrigeert je dan? Dan kun je heel zelfgericht worden. Ik vind het heel rijk om in eigen kring te ervaren wat samenleven vraagt, om daarmee gevoeliger te zijn voor anderen.”

Gelofte van gehoorzaamheid

Alle broeders hebben de gelofte van gehoorzaamheid afgelegd. Maar wat is gehoorzaamheid? Volgens Theo gaat het om ‘samen horen’. “Dat is wederkerig. En iemand die zijn oren dichtstopt, plaatst zichzelf dus buiten de gehoorzaamheid. Dat geldt ook voor de minister-provinciaal. Als er geen gesprek meer is, maakt dat machteloos. Als provinciaal moet je soms beslissingen nemen, maar als dat niet in overleg kan, vind ik dat uitermate lastig. Dan heb ik ook hulp nodig.”

“Die ‘gehoorzaamheid’ geldt voor mij ook ten aanzien van de minister-generaal in Rome. Deze zit weliswaar ver weg, maar als de minister-generaal iets zegt of vraagt, denk ik wel, het is niet de eerste de beste die daar zit. Die verantwoordelijk is hem ook gegeven. Dan moet je niet zeggen op dat moment zoek het maar uit. Dat vraagt ook een open staan en een wederkerig samen horen. Iets teruggeven en in gesprek blijven. Sommige dingen zijn niet meer de realiteit in Nederland. Gelukkig begrijpt deze minister-generaal dat goed.”

Rode draad

Iedereen heeft het soms nodig dat er iemand met hem of haar oploopt. Voor Theo is de rol als begeleider een rode draad in zijn leven. Hij begeleidde nieuwe broeders in hun vorming, ná het noviciaat. Hij had gesprekken met ongedocumenteerden en hielp hen overeind te blijven. Ook jongeren die kennis willen maken met het kloosterleven en de spiritualiteit van Franciscus staat hij bij. En last, but not least, is daar zijn verantwoordelijkheid als minister-provinciaal voor zijn medebroeders.

Dat hij samen met hen optrekt en dat zij samen de juiste weg zoeken, op mooie en lastige momenten, vindt hij een geweldige taak, die hij ook zeer serieus neemt. Tachtig broeders vallen onze zijn hoede. “De persoonlijke ontmoetingen vind ik belangrijk, mensen gaan altijd voor.”

In gemeenschap leven als religieus houdt ook in dat je je conformeert aan een bepaalde dagorde: vaste gebeden, gezamenlijk eten en bezinning. De dagorde staat of valt met hoe een broeder daar persoonlijk in staat. Voor Theo is zij een innerlijke behoefte. “Het dagritme draagt me.”

Wanneer hij weg moet en daardoor bijvoorbeeld het ochtendgebed mist, dan probeert hij zijn dag zo in te richten dat hij in ieder geval bij het avondgebed kan zijn. “Om dat mee te dragen, maar óók om gedragen te worden! Juist die religieuze momenten zijn heel belangrijk. Maar samen aan tafel zijn, de recreatie en de dagsluiting zijn dat evenzeer. En na de dagsluiting vertrouw ik mij aan God toe, de nacht in. ‘Het is in goede handen’, denk ik dan. De dagorde is een fundament voor mijn religieus leven.”

Jongeren

De begeleiding van middelbare scholieren of jongeren is weer heel anders dan het oplopen met medebroeders, vertelt hij. “Een aantal keren per jaar komt er een groep van acht à negen scholieren met enkele docenten, om kennis te maken met het religieus leven en de spiritualiteit van Franciscus. Zij komen twee volle dagen en bidden en eten met ons mee. Daarnaast volgen zij een programma gegeven door de docent en ze hebben een gesprek met een broeder. Scholen die hieraan meedoen, hebben vaal al een traditie met kloosterdagen.”

“Deze jonge mensen zijn nog heel blanco en als ze al iets weten van het kloosterleven, is het vaker van opa en oma dan van hun ouders. Toch vinden ze het klooster iets hebben, zegt Theo, en ze zijn onder de indruk van de levenskeuze die wij als broeders maken. Het doet hun beseffen dat ergens voor kiezen, andere keuzes afsluit. Het confronteert hen met de vraag ‘wat wil ik met mijn leven’. In die zin is het heel vormend.”

Gelofte van armoede

Ook de gelofte van armoede speelt een rol bij de begeleiding van anderen. “Die gelofte heeft natuurlijk een materiële kant, maar wanneer ben je arm? Voor mij gaat het óók om ‘je niets toe-eigenen’. Iedereen eigent zich wel wat toe, niet alleen materiële zaken, maar ook gewoontes, of normen en meningen. In wezen is het al een oefening in broederschap dat een broeder durft te zeggen wat hij meer nodig heeft en dat dat door de anderen gehoord en geaccepteerd wordt. Gelijke monniken, gelijke kappen is onzin. We zijn niet gelijk, wél gelijkwaardig, maar niet gelijk. Het is een valkuil om als broeder te denken: hoe minder geld ik nodig heb, hoe beter ik als minderbroeder ben. Dan eigen je eigenlijk jezelf toe dat je een betere minderbroeder bent als je soberder leeft dan een ander.”

In de regel van de minderbroeders staat: “De broeders mogen elkaar zeggen wat ze nodig hebben.” Theo ervaart dit als een geweldig deel van de regel, maar ook een heel spannend deel, want wat heb ik nodig? Of wat denk ik dat ik nodig heb? Of wat zeggen anderen wat ik nodig heb?

“Mijn les hieruit is: het is goed om iemand ‘te laten’, een ander niet jouw norm opleggen. En dingen laten gebeuren”.

Brigitte van der Heijden


Dit interview verscheen eerder in ingekorte vorm in het magazine Minderbroeders Franciscanen, 2023, editie 4.

VOETSTAPPEN IN HET ZAND

Ik droomde eens en zie
ik liep aan ’t strand bij lage tij.
Ik was daar niet alleen,
want ook de Heer liep aan mijn zij.

We liepen samen het leven door,
en lieten in het zand,
een spoor van stappen; twee aan twee,
de Heer liep aan mijn hand.

Ik stopte en keek achter mij,
en zag mijn levensloop,
in tijden van geluk en vreugde,
van diepe smart en hoop.

Maar als ik het spoor goed bekeek,
zag ik langs heel de baan,
daar waar het juist het moeilijkst was,
maar één paar stappen staan.

Ik zei toen “Heer waarom dan toch?
Juist toen ik U nodig had,
juist toen ik zelf geen uitkomst zag,
op het zwaarste deel van mijn pad…”

De Heer keek toen vol liefde mij aan,
en antwoordde op mijn vragen;
“Mijn lieve kind, toen het moeilijk was,
toen heb ik jou gedragen…”

Gerelateerde nieuwsberichten