Interview met vrijwilliger bij Straatpastoraat Den Bosch

Nikolaas Schifferstein is vrijwilliger bij het Straatpastoraat in ‘s-Hertogenbosch. De vrijwilligers, straatpastor Lianne van Oosterhout en de bewoners van Stadsklooster San Damiano proberen op een pastorale manier te zorgen voor de daklozen van de stad. Nikolaas vertelt hoe hij bij het Straatpastoraat terechtgekomen is en wat ze doen.

Inloop bij het Straatpastoraat in het San Damianoklooster
(Foto: Ramon Mangold)

HET GAAT EROM ECHT AANWEZIG TE ZIJN

Rafelkant van de maatschappij

Vertel eens over je vrijwilligerswerk.

“Ik heb altijd in de periferie, de rafelkant van de maatschappij geprobeerd mensen te helpen. Dat heeft er voornamelijk mee te maken dat ik mezelf ook niet echt thuisvoel in deze maatschappij. Het is begonnen ten tijde van de Vietnamoorlog, met het opvangen van gedeserteerde Amerikaanse soldaten. Deserteren is een ernstig misdrijf. Zo is het een beetje begonnen bij mij. En met het opvangen van Portugese deserteurs, en mensen uit Chili. Toen kreeg je de Vreemdelingenwet. Het is steeds verder gereguleerd, met de Vluchtelingenwet en de IND. Toen ben ik mensen ‘sans papiers’ gaan helpen, ‘ongedocumenteerden’.

Ik was en ben nog steeds heel erg links. Dat sociale commitment heb ik van huis uit meegekregen. Het is een beetje gegroeid. Ik ben heel vroeger afgekeurd voor werk. Ik had de tijd en het geld, want ik kreeg een uitkering. Ik vond wel dat ik er wat voor terug moest doen. Ik ben steeds meer vrijwilligerswerk gaan doen, ook in de politiek en de vakbond. Ik heb wel een hekel aan clubs gekregen daardoor. De elite, de voorhoede van allerlei emancipatoire bewegingen, gaat zich toch altijd weer gedragen als geprivilegieerd. Dat vind ik erg om te zien.”

“Ik zet mijn vraagtekens bij de samenleving”

“Dertig jaar geleden ben ik in Den Bosch terechtgekomen. Toen ben ik bij De Paap gekomen, een  commune-achtig kraakpand. Toen ik later nog een keer ging kraken bleef ik actie voeren. Er zijn altijd heel veel actiegroepen. Ze verdwijnen ook weer, en die wél beklijven, worden vaak ingelijfd bij het establishment. De tijd verandert ook. Er is nu bijna geen kraakbeweging meer. Niet alle clubjes vertrouw ik; of het nou bekendheid of weet ik veel wat voor narcistische ijdeltuiterij is waardoor ze denken zich wel eventjes te gaan profileren… De maakbaarheid van de wereld is gewoon minder groot dan wij onszelf verbeelden. Ik zet mijn vraagtekens bij de samenleving. Er zitten fatale weeffouten in de organisatie, de structuur.”

“Die mensen worden gewoon in de steek gelaten”

Je kwam via het kraakwezen uiteindelijk bij het Straatpastoraat.

“Toen ik ben gaan kraken ben ik midden jaren 90 vrijwilliger geworden bij de rooms-katholieke Vincentiusvereniging, 200 jaar geleden gesticht door ‘oom Frits’, Frédéric Ozanam uit Parijs. Bij de Vincentius ging ik werken in de werkgroep ‘Hulpverlening’. Daar kwamen mensen terecht die in grote nood verkeerden, uit huis gezet waren, dekens nodig hadden, geld voor voedsel. Dat soort dingen. Met schulden. Op een gegeven moment was ik een beetje moe van de groepsdynamiek en toen ben ik voor mezelf, à titre personel, verder gegaan om mensen met problematische schulden te helpen.”

Je hebt wel veel expertise opgebouwd al die jaren, over die wet- en regelgeving.

“Ja, daarom vond Lianne het wel prettig dat ik hier bij het Straatpastoraat kwam.” Hij lacht. “Ik ging mensen helpen met hun budgettering, om met hun geld om te gaan. En ik ging schuldenregelingen treffen en dat soort dingen. Dat was via die uitkeringsgerechtigdenorganisaties. Ik ging van alles en nog wat doen, ook met vreemdelingenrecht bijvoorbeeld. Vaak waren die mensen al bij allerlei instanties geweest. Op een gegeven moment kwamen ze in een soort afhankelijke positie en hadden ze niks meer te verliezen. Zo kwamen die mensen vaak ook bij de Vincentiusvereniging terecht. Die hadden al bij sociale raadslieden gelopen, bij de Sociale Dienst, maatschappelijk werk, bijzondere bijstand, Humanitas, het Leger des Heils. Die mensen worden gewoon in de steek gelaten. Ik heb wel eens met iemand aan tafel gezeten die twaalf hulpverleners om zich heen had. En niemand kon hem helpen.”

Met de moed der wanhoop 

Maar dan kon jij die mensen wel helpen?

“Met de moed der wanhoop. Een beetje. Mensen zijn vaak ook heel moeilijk te helpen. In die tijd ging het vooral om zelfredzaamheid. Als ik dan voor iemand opkwam, zeiden ze: “Waarom doet u dat? Die persoon heeft toch ook zijn eigen verantwoordelijkheid?” Maar je weet dat bepaalde mensen dingen niet zelf kunnen. Ze zijn niet voor niets in de problemen gekomen. Die zelfredzaamheid kwam vooral op met het neoliberalisme in de jaren 90. Eigenlijk al voor de oorlog. Maar het is er nu nog steeds. We hebben alles overgeheveld naar de vrije markt en naar marktwerking.”

Voelde jij je niet heel erg verantwoordelijk voor die mensen?

“Ik kon niet als een soort professional helpen. En ik heb ook gemerkt dat de mensen díe in die problemen zitten vaak een heel vertekend beeld hebben van de werkelijkheid en van hoe instanties werken. Ze worden steeds achterdochtiger. En daar werd ik dan ook weer slachtoffer van, dat men dacht dat ik ook achter hun geld aan zat. Ze hadden al een grote afstand tot de gevestigde orde, het establishment. Ik wilde juist naast ze staan. Maar het kon wel tot conflicten leiden en frustraties en ruzies. Ze hadden vaak niet alleen schulden, maar ook psychische problemen, of problemen met justitie. Dan waren er soms heel nare gesprekken, of ze scholden me de huid vol, bijvoorbeeld als ik met ze afsprak dat ze moesten proberen te leven van € 70,- per week. Het was geen gewone, belangeloze liefdadigheid.”

“De gevestigde orde doet er niks aan”

Jij voelt het wel als je taak om mensen te helpen.

“Ja, maar het is ook een protestactie, tegen de gevestigde orde. Die geef ik er de schuld van dat mensen als de dak- en thuislozen in die situatie geraakt zijn. De gevestigde orde doet er niks aan. Die leeft bij de gratie van in- en uitsluiten. Ik doe dit soort werk uit innerlijke motivatie. Ik heb ook geprobeerd zwaar verslaafden te helpen. Ik hielp hen door zoveel mogelijk hun belangen te verdedigen bij de instanties, advocaten, bij de politie. Justitie, gevangenis, enzovoort. Dat is ook wat ik bedoel met de moed der wanhoop: je hebt er op een gegeven ogenblik zoveel energie in gestopt, dat als je opgeeft je denkt dat het allemaal voor niks is geweest.”

Foto: Ben Kerckx (Pixabay)

Foto: Ramon Mangold

“Door een scheiding ben ik in 2005 dakloos geworden. Dat was heel enerverend. Dan ben je letterlijk bezig met te overleven. Ik heb nooit op straat geslapen. Ik mocht in iemands caravan zitten. Of ik mocht een huis gebruiken van iemand die ergens anders zat. Overdag ging ik helpen bij de Vincentius. Dat deed ik nog steeds naast het helpen van mensen. Ik realiseerde me pas later dat ik zelf ook dakloos was, misschien om me tegen mezelf te beschermen. Gelukkig kreeg ik een postadres bij de Vincentius. Dat ik dakloos was, heeft bijna twee jaar geduurd. Toen ben ik weer gaan kraken en nadat ik me als woningzoekende had ingeschreven kreeg ik op een gegeven moment een huis. Daar woon ik nog steeds.”

“We zijn geen profs, maar we doen ons best”

Hoe lang zit je nu bij het Straatpastoraat en hoe kwam je daar terecht?

“Pas sinds een jaar. Dat doe ik graag, want het is een wat losser clubje. Het Straatpastoraat hanteert de ‘presentiemethode’ van professor Baart. Het gaat erom echt aanwezig te zijn, niet alleen maar ergens achter een loket te zitten. We zitten er altijd met twee tot vier mensen, op maandag- en donderdagmiddag. Maandagmiddag wordt er papier geraapt op straat en donderdag is er inloop. We zijn geen profs, maar we doen ons best. We zitten daar met weinig pretenties. De mensen komen ook met heel persoonlijke vragen. Om te biechten kunnen ze bij straatpastor Lianne of de broeders terecht. Ik ben gefascineerd door de vroege christenen, met hun armoedebelofte, naastenliefde en ontzag voor de schepping. Ik voel het als mijn taak om mensen te helpen, maar het is dus ook een protestactie tegen de gevestigde orde.”

Onbaatzuchtigheid

“Ik vind het heel goed dat de franciscanen betrokken zijn bij het Straatpastoraat. Die Franciscus heeft op een gegeven moment al zijn wereldse rijkdom aan zijn vader teruggegeven en is als een arme gaan leven. Ik vind het heel terecht dat de franciscanen en andere bewoners van het Stadsklooster betrokken zijn. Ik ben tegen onderlinge concurrentie. Je moet samenwerken met het doel jezelf op te heffen. Het gaat om onbaatzuchtigheid. Dat dragen de broeders toch uit. Het Stadsklooster heeft ook een functie voor, zeg maar, de verschoppelingen, ontheemden. Ze kunnen er altijd aanbellen voor koffie. Laatst was er een jongen die had gevochten en die was helemaal vies geworden. Die mocht van broeder Jan komen douchen en hij kreeg schone kleren.”

Marie-Claire Willemsen
Dit interview verscheen in verkorte vorm in magazine Minderbroeders Franciscanen 2023-1.

Gerelateerde nieuwsberichten

Klik hier om uw eigen tekst toe te voegen

Klik hier om uw eigen tekst toe te voegen