Bericht vanuit India (3): Malom, Dindigul, Madurai en Palmaner

Minister-provinciaal Theo van Adrichem doet verslag

Van 13 tot en met 24 november was minister-provinciaal Theo van Adrichem samen met broeder Jan ter Maat op broederlijk bezoek in India, ter gelegenheid van hun provinciekapittel. Broeder Theo van Adrichem doet in meerdere delen verslag van het bezoek.

Minister-provinciaal Theo van Adrichem met
de kinderen van de kokkin uit Malom Naotali

Afgelopen woensdag 30 november zijn Jan en ik teruggekeerd van een mooi en intensief bezoek aan de broeders in India. De laatste week zat zo vol, dat de rust voor het maken van een bericht ontbrak. Regelmatig kregen we de vraag om voor te gaan en daar hoorde ook een woordje bij. En zo nu en dan was een uurtje rust in de middag welkom en nodig, omdat het doorgaans vroeg opstaan was. Het tweede bericht eindigde op zondag 20 november.

Het Indiase verkeer: ‘driving’ en ‘going’             
Op maandag 21 november vertrokken we van Basen naar Malom Naotali. Broeder Jerome, gardiaan, is onze chauffeur en gids. Hij komt zelf uit die streek en leidde ons over kleinere  wegen door het prachtige landschap waar veel landbouw is.

De tweede helft van de rit gaat over een grotere weg, maar aan die weg wordt volop gewerkt: verbreding naar vier banen en aanleg van bruggen om gevaarlijk gelijkvloerse kruisingen te vermijden. Het is trouwens opvallend op hoeveel plekken wegwerkzaamheden gaande zijn. Er wordt volop ingezet op de infrastructuur en de verbetering daarvan. In Bengaluru wordt gewerkt aan nieuwe metrolijn  door de stad, meestal bovengronds op een hoog viaduct.

Op het eerste gezicht is het verkeer chaotisch, met name in de steden. Het lijkt een jungle waarbij wordt  gestreden om de voorrang. En wie het hardst toetert en doordrukt wint! Op meerbaanse wegen buiten de stad blijven vrachtwagens vaak op rechterrijstrook (in onze situatie is dat de linkerrijstrook) rijden. Waarom? Dan kunnen zij beter een constante snelheid aanhouden, ook al is die traag.

Eén van de broeders, Arok, die ons in de laatste week vervoert en begeleidt, vertelt dat eerdere gasten die hij vervoerde hem een Formule 1-coureur noemden. Op een snelweg haalt iedereen rechts en links in. Zelf noemt hij dat echt ‘driving’ (rijden) naast het rustige rechttoe rechtaan werk, dat hij als ‘going’ (gaan) aanduidt. Dat ‘driven’ doet hij liever én heel goed. Jan en ik voelen ons er veilig bij.

Malom Naotali – een school
In Malom Naotali is een kleine communiteit van twee broeders. Ze hebben daar een school. Na een lang en moeizaam proces heeft de medebroeder-directeur het gedaan gekregen dat de overheid enkele salarissen van leerkrachten betaalt. Zeker waar de broeders een school hebben in een armere streek, zijn de financiën een probleem. De eigen bijdragen voor de kinderen uit arme gezinnen is beperkt tot minimaal. Juist voor die arme kinderen vinden de broeders het belangrijk dat ze door goed onderwijs verder kunnen komen.

Dinsdagmorgen is er in alle vroegte, 6.00 uur, een viering in de kerk. Daar komt ook een hele groep kinderen (meisjes) naartoe die in een nabijgelegen hostel van zusters verblijven en die  vandaar uit naar school gaan. Prachtig om te zien hoe gemakkelijk zij zich  op de vloerkleden in lotushouding neerzetten. Dat gebeurt overigens op veel meer plaatsen, door jong én oud. Zij doen dat met gemak een hele lange tijd. Overigens dragen de kinderen deze morgen allemaal een omslagdoek, omdat het in deze streek gewoon koud is in de vroege morgen. Als de zon eenmaal opkomt, trekt dat gauw bij.

Met dit bezoek aan Malom is onze rondgang door de custodie ten einde. Na het ontbijt vertrekken we naar het vliegveld in Ranchi om terug te keren naar Bengaluru. Daar komen we in de avond aan.

Prachtig om te zien hoe gemakkelijk zij zich op de vloerkleden in lotushouding neerzetten.

Zorg voor de geaffecteerden, met name de kinderen

Dindigul – een HIV-project        
Op woensdagmorgen 23 november vertrekken we weer op tijd uit Bengaluru voor een eerste ronde langs communiteiten van de provincie. Allereerst gaan we naar Dindigul. Daar zit aan de rand van de stad een kleine communiteit van drie broeders. Eén broeder werkt in een nabijgelegen parochie in de stad, een ander is werkzaam in een project voor mensen met HIV. Dit project – Paasam (betekenis: affectie, genegenheid) – bestaat vanaf 2010 en is bij aanvang sterk ondersteund door de toenmalige provinciaal, Arok. Hij is daar nu zelf woonachtig en als we aankomen, worden we hartelijk door hem ontvangen. Hij vindt het heel fijn dat we langskomen. Hij is de senior in huis en de andere broeders zijn vaak de hort op.

Hij vertelt over het HIV-project dat inspeelt op de nood van mensen met HIV, die via de reguliere zorg tekortkomen. Het project heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld en kent nu drie onderdelen.  Allereerst de zorg voor mensen met HIV zelf. Zij worden door enkele gekwalificeerde medewerkers van een opgerichte stichting thuis bezocht en via hen kan worden voorzien in de noodzakelijke medicaties. Ook zijn er voedselpakketten voor degenen die dat nodig hebben. Een keer per maand kunnen zij dat komen ophalen en dan is er een warme maaltijd en gelegenheid voor ontmoeting. Dit is het eerste onderdeel van het project: de zorg voor de HIV-geïnfecteerden.

Gezinsleden worden mede geraakt door de situatie en daarop is een tweede onderdeel van het project gericht: de zorg voor de geaffecteerden, met name de kinderen. Voor hen is er een hostel gebouwd op het domein van de broeders van waaruit zij naar een school in de stad gaan.  Ten slotte is er recent nog een nieuw onderdeel bijgekomen, namelijk voor HIV-geïnfecteerden die terminaal zijn. Op het domein is een hospice gebouwd, waar plaats is voor een dertigtal mensen.

Hospice voor terminale HIV-geïnfecteerden in Dindigul

Jan en Theo met de postulanten in Madurai 

Madurai – het postulaat
Na een middagmaal en rondgang over het domein van de broeders in Dindigal vertrekken we naar Madurai. Daar is het postulaat voor heel India. Er zijn 14 postulanten: 5 vanuit de provincie, 2 vanuit de custodie en 7 vanuit de fundatie. De laatste jaren komen de meeste kandidaten vanuit de fundatie. De leeftijden van de postulanten variëren van 34 en daarna aflopend van 25 tot 18 jaar.

Na het avondmaal hebben we al een eerste ontmoeting met de postulanten, die zich voortzet op de volgende dag. De hele morgen is daarvoor uitgetrokken: een presentatie van ons uit met aansluitend gesprek. Op alle plekken merken we dat de vormingsverantwoordelijken en anderen ons bezoek aangrijpen om de oude band tussen onze provincies ter sprake te brengen en om te wijzen op de missionaire geest en bezieling van de broeders de gekomen zijn.

Meenakshi-Ammantempel
Terwijl de postulanten in de loop van de middag een lange wandeling gaan maken, bezoeken wij de stad. We beginnen met de kathedraal, in gotische stijl en met veel kleurrijke beelden. Daarna bezoeken we een kolossale ontvangstruimte van een koninklijk paleis en ten slotte bezoeken we een van de grootste Hindoetempels van het land, de Meenakshi-Ammantempel, een enorm complex van 6 hectaren, midden in de stad. Bij de ingang zien we bussen en busjes met pelgrims. Het centrale gedeelte van de tempel is alleen toegankelijk voor hindoes. Zij staan daarvoor in een ongelooflijk lange rij. Een gids voert ons naar de meest interessante plekken in de rest van het tempelcomplex. We treden echt binnen in een heel andere wereld, waarin je wel basale symbolen en rituelen kunt herkennen.

Meenakshi-Ammantempel

Communiteit Palmaner

Palmaner – junioraat en noviciaat
Op vrijdagmorgen vertrekken we na een vroege eucharistieviering met de postulanten naar Palmaner. Daar bevindt zich het junioraat van de provincie – elders ook wel aspirantaat genoemd – en het noviciaat voor heel India. Br Joy Sebastian, die twee jaar in Nederland is geweest, verwelkomt ons heel hartelijk.

Er is ook een flinke communiteit met verschillende vormingsverantwoordelijken, met verantwoordelijken voor een school, die ook op het terrein staat, en twee uitwondende broeders, die werkzaam zijn in een parochie. We ontmoeten hen tijdens het avondeten.

Zaterdag wordt een doorlopend programma. We zijn bij de dagopening van de school. De leerlingen stellen zich op in rijen op het binnenterrein van de school. Dat is de dagelijkse gang van zaken. Maar deze morgen is de opening uitgebreider, omdat het de dag is vaststelling van de Constitutie van de staat India op 26 november 1949. Na het uitspreken van verschillende inleidende woorden, wordt de openingsparagraaf van de Constitutie door allen gezamenlijk uitgesproken. Daarin staan prachtige woorden die gebaseerd zijn op het motto van de Franse revolutie – vrijheid, gelijkheid en broederschap. Ook wordt het volkslied gezongen. Daarna een begroetingsritueel voor Jan en mij, en natuurlijk worden wij uitgenodigd om ook iets te zeggen. Aansluitend hebben we een gesprek met de junioren.

Melaatsenkolonie
Vervolgens gaan we naar een melaatsenkolonie in de buurt, waar de broeders al heel lang nauw bij betrokken zijn en ook bijdragen aan betere huisvesting. De novicemeester Charles A speelt daarin een voortrekkersrol. Iedere zondag gaan novicen, acht in getal, naar deze plek toe om families te bezoeken en te spelen met de kinderen. De broeders stimuleren de gang naar school. Onlangs hebben de novicen volop meegewerkt aan het bouwen van een muur rondom die woonplek, als bescherming tegen olifanten, die op zoek zijn naar voedsel en veel kapot kunnen maken. Na een feestelijk programma met muziek en dans en de nodige begroetingen, wordt de muur ingezegend. En voor bewoners zijn er voedselpakketten. Vervolgens gaan we naar de stad, waar op een terrein van de parochie door vrijwilligers elke dag 40 tot 70 maaltijden worden bereid voor armen in de stad.

In de namiddag hebben we een gesprek met de novicen, waarna we de terugreis naar Bengaluru aanvangen. Tot aan de grens van de stad gaat de reis voorspoedig, maar daarna doen we er anderhalf uur over om het klooster te bereiken. De broeders hebben eten voor ons bewaard.

De melaatsenkolonie in Palmaner

Via Mysore – Peravoor: filosofiestudenten
Op zondag 27 november beginnen we aan onze derde en laatste ronde. Via Mysore, waar twee medebroeders verblijven, reizen we naar Peravoor (Kerala). Daar is bijna 10 jaar geleden het opleidingshuis voor filosofiestudenten gebouwd. Op dit moment zijn er 33, waar zich nog een tiental andere religieuzen bij aansluiten. Het is al avond als we aankomen en het blijkt de verjaardag van de studieprefect te zijn. De medebroeders studenten verzorgen een feestelijke avond met leuke actieve spelvormen, waar wij ook bij betrokken worden en aansluitend is er een feestelijk avondeten.

Op maandagmorgen begeleidt gardiaan Charles Mathew ons door het grote complex en de directe omgeving. Hij spreekt met grote dankbaarheid en waardering over de founding fathers van de Indiase provincie en dat zal hij diezelfde avond herhalen op een feestelijke bijeenkomst, waarin de studenten een cultureel programma verzorgen van dansen uit verschillende delen van India.

Tussenjaar… misschien in de moederprovincie?             
Op maandagnamiddag hebben we een gesprek met de studenten. Een aantal van hen zal volgend jaar de filosofie afsluiten en voordat zij aan de theologie beginnen hebben zij een tussenjaar, waarin zij een stage gaan doen, in of vanuit een van de bestaande communiteiten of ook wel daarbuiten. Langer geleden hebben enkele keren broeders gedurende drie maanden een ervaringstijd doorgebracht in onze provincie. In het gesprek met hen hebben we het daar onder andere over gehad. Zij stelden goede vragen daarover, met name ook omtrent de concrete invulling daarvan.

Dansende broeders in Peravoor

De broeders Jan en Theo
weer terug op Schiphol

Terug in Bengaluru        
Na een extra feestelijke viering op dinsdagmorgen, vanwege het feest van Allerheiligen van de Serafijnse Orde,  vertrokken we weer naar Bengaluru. Daar hadden we in de namiddag een gesprek met de minister-provinciaal Xavier Durai Raj. Van beide kanten willen we de onderlinge contacten graag voortzetten. Dat kan zijn in de vorm van drie maanden ervaringstijd voor broeders in de vorming (over én weer), voor een sabbattijd, voor studie of voor een langer verblijf. Van de broeders zelf uit is er interesse voor een ervaringstijd. Voor de andere vormen staan we over en weer ook open. Eventuele ondersteuning van projecten zal van ons uit vooral via Franciscus Helpt! / Franziskaner Helfen (voorheen MZF, red.) verlopen. Wij kunnen projecten aandragen en aanbevelen. We hebben de provinciaal van harte uitgenodigd om volgende zomer onze provincie te bezoeken, voorafgaand of aansluitend aan het provinciaalsklasje in Rome.

Bij het vertrek vragen provinciaal Xavier, oud-provinciaal Praveen én John Sekar uitdrukkelijk om de broeders van onze provincie van harte te groeten. En dat doe ik bij deze.

Theo van Adrichem

Gerelateerde nieuwsberichten