Gardiaan Fer van der Reijken over ‘Al het goede teruggeven aan God’

Alles is genade

In zijn eerste Regel schrijft Franciscus: “Laten wij al het goede teruggeven aan de allerhoogste en verheven Heer God en erkennen dat al het goede van Hem is en voor alles dankzeggen aan Hem van wie al het goede voortkomt.” Die gedachte vervult Fer van der Reijken met dankbaarheid en doordringt hem ervan dat wij de aarde met alles erop en eraan slechts te leen hebben.

FER VAN DER REIJKEN (62) is gardiaan van Stadsklooster San Damiano in ’s-Hertogenbosch. Daarvoor was hij onder andere coördinator van het spiritualiteitsprogramma van Stadsklooster La Verna in Amsterdam. Al jaren is hij betrokken bij het Franciscaans Jongerenwerk en de vorming van jonge broeders. Ook is hij betrokken bij het straatpastoraat in ’s-Hertogenbosch. Fer van der Reijken studeerde klinische psychologie en theologie.

God is eigenaar van alles, en wij mensen zijn instrumenten van zijn vrede

Wat betekent ‘het goede’ in het citaat van Franciscus?

“De kleine Theresia van Lisieux zegt: ‘Tout est grâce’ (álles is genade); dus niet alleen de zegeningen, maar zij probeerde juist ook om hetgeen zij over haar heen kreeg, te vertalen naar, wat wil God mij hier nu mee zeggen? Zij probeerde te leren van weerbarstigheid en uiteindelijk het goede ervan te zien. Dat is genade.”

Wat is dan hetgeen dat moet worden teruggeven?

“Als je ervan uitgaat dat al het goede moet worden teruggegeven, dan betekent dat op de eerste plaats dat je iets hebt ontvangen. Dat stemt mij dankbaar, dankbaar voor de kansen die ik gehad heb, de goedheid van de mensen om mij heen en het leven dat ik mag leiden als broeder. Die goedheid geef je terug door Hem te danken, dankbaar te zijn én door instrument te zijn van zijn vrede.

Op dit moment is dankbaarheid ook in de psychologie een hot item. Er zijn allerlei ‘dankbaarheidsgroepen’, er zijn cursussen over dankbaarheid, dagboeken die vooral gefocust zijn op vastleggen waar je dankbaar voor bent. Men zegt dat uit neuropsychologisch onderzoek blijkt dat mensen die zich dag in, dag uit hierop toeleggen, andere verbindingen gaan maken in de hersenen. Je kunt je realiseren dat je dankbaar bent, maar als je het hardop zegt, of je schrijft het in je dankbaarheidsdagboek dat op je nachtkastje ligt, dan word je hoe langer hoe meer creatiever in je bewustzijn. Dankbaarheid is in te oefenen. En religieus of niet, dan ontstaat verwondering.”

Waarin uit zich de erkenning dat al het goede van Hem is?

“Ik vind het heel mooi om de woorden van Franciscus ter harte te nemen en te zeggen: eigen jezelf helemaal niets toe, dat is eigenlijk de kunst van het leven. En dat kan héél ver gaan. Neem bijvoorbeeld de instroom van migranten. Hoe vaak hoor je niet zeggen: ‘Nederland is vol!’ Dan denk ik, van wie is Nederland dan? Van de Nederlanders? Ik vind het veel interessanter om te zeggen, Nederland is van God en wat wil Gód nu met dit stukje aarde?”

Daarover zal niet iedereen het met u eens zijn.

“Toch zijn wij allemaal verantwoordelijk voor hetgeen op ons pad komt en voor wat we hebben ontvangen. Ook wat betreft de zorg voor de aarde. We hebben de aarde niet geërfd van onze voorouders, we hebben de aarde slechts te leen om straks aan onze kinderen door te geven. Dat doet beseffen dat alles wat je nú doet, effect heeft op de generaties na ons.

God is begonnen met alles, maar Franciscus roept ons allen op om verantwoordelijkheid te nemen; hij is niet alleen van de franciscanen.”

’s Ochtends vraag je God, ‘maak mij een instrument van uw vrede’.

“Ja, dat doe ik inderdaad. God werkt door mij. Hetgeen ik doe is onlosmakelijk verbonden met Hem. Ook het werk dat ik doe, is niet van mij en de plek waar ik woon evenmin. Ik heb altijd het werk kunnen doen wat van mij gevraagd werd en daar kun je jezelf in overstijgen. De wereld zou zoveel mooier kunnen zijn, als we elkaar broeders en zusters zouden zijn.”

Maar de praktijk is vaak anders.

“Dat klopt, en dan moeten we ons hard maken voor de goede zaak. Ik probeer nu een moslim te helpen, die al dertien jaar in Nederland is en nog altijd niet weet of hij mag blijven. Ik heb de koning geschreven en de burgemeester van Amsterdam. Ik probeer alles wat ik in huis heb, in de strijd te gooien en ben daarin erg standvastig. Maar ik blijf geloven dat de wereld een paradijs was, hoort te zijn en dat het onze opdracht is om dat paradijs weer te herstellen.

En het hoeft niet groots. Vele kleine dingen helpen ook. Zij aan zij en schouder aan schouder, dat is mijn ideaal. Ik heb bagage meegekregen, die ik zal inzetten.”

En die is?

“Mijn ouders hebben mij een geweldige katholieke bedding en veel liefde gegeven, waar ik dankbaar voor ben, want van daaruit kan ik er ook zijn voor de ander. Ook verstilling, verwondering en zelfs verbijstering zijn elementen waarbij levensvragen verdieping krijgen. Ik heb de mogelijkheid gekregen om te studeren en die studies heb ik handen en voeten kunnen geven en nóg, in de dagelijkse praktijk. Daarnaast leer ik dagelijks van alles om mij heen. Ik heb bijvoorbeeld iets over delen geleerd van een dakloze. Iemand die niets had, stopte geen tien overgebleven broodjes in zijn zakken, maar slechts één, omdat hij vond dat er ook nog genoeg andere daklozen waren die zin hadden in een broodje.”

Hoe gaat verstilling samen met mens worden in relatie tot anderen?

“Beide zijn essentieel en samen zijn ze meer. Het een kan niet zonder het ander. Als jonge broeder worstelde ik met hoe ik mij moest en kon gaan inzetten in de praktijk. Ik had het verlangen om pastorale theologie te gaan studeren, maar ik had juist klinische psychologie gestudeerd, hoe kon ik nu vragen om nog een andere studie te gaan volgen?

Ik ben gaan wandelen. Ik herinner me nog de datum, de plek waar ik was en de mensen aan wie ik dacht, toen het me opeens overviel: het begon zacht, maar het zwol op. Ik voelde een intense liefde die steeds intenser werd. Het voelde alsof er een enorm licht boven me hing. Mijn lichaam reageerde zoals nooit tevoren; de poriën van mijn handen en voeten gingen open staan en ik wíst dat alle het levende om mij heen, kon voelen wat ik voelde op dat moment. Het was alsof God mij vervulde met zijn liefde, energie en warmte tot het maximale.

Tegelijkertijd was ik ook bezig met de vraag, wat moet ik nu zeggen als ik thuiskom? Ze zullen aan mij zien, dat er iets is gebeurd. Wat antwoord ik mijn medebroeders in godsnaam? Maar het bleek niet zichtbaar voor anderen. Na een dag of drie nam het gevoel langzaam af. Dat stemde niet verdrietig, ik was blij met deze hele bijzondere ervaring. Deze ervaring was zo groots, dat ik besefte dat er veel meer is dan wij om ons heen kunnen zien en ervaren met onze zintuigen en ik kan er tot op de dag van vandaag uit putten. Ik leef daar nóg van. Als ik een vijand zou hebben, zou ik hem dít nu wensen. Ik ben trouwens pastorale theologie gaan studeren.”

Wat als je niet gelovig bent? Kun je dan toch een instrument van vrede zijn?

“Zéker! Mensen kunnen heel goed zijn voor een ander, zonder dat zij daar God bij noemen. We hebben elkaar als mens ook nodig. De ander zien en mens worden aan elkaar. In de Talmoed staat: Wie één mens redt, redt de wereld. Iets betekenen voor een ander, betekent dat je het goede ook direct aan God teruggeeft.”

Wat is in uw ogen nu de essentie van dit citaat van Franciscus over ‘teruggeven’?

“Volgens mij is de essentie dat God eigenaar is van alles, en dat wij – mensen – instrumenten zijn van zijn vrede. Zelfs de ‘verpakking’ van onze ziel (ons lichaam) geven we terug aan de aarde. Maar onze ziel is niet meer aan het lichaam gebonden en verlost.”

Brigitte van der Heijden


Dit interview verscheen, in licht ingekorte vorm, in het magazine Minderbroeders Franciscanen, 2022, editie 5.

Gerelateerde nieuwsberichten