Gardiaan Marcel Huysentruyt

Elkaar in broosheid dragen

Gelukkig de mens die zijn naaste in diens broosheid draagt, zoals hij door hem wil gedragen worden, als hij in een soortgelijke situatie verkeert. Dit is in de kern zó anders dan het hebben van medelijden. Er spreekt een ongekende gelijkwaardigheid uit die kenmerkend is voor de franciscaanse spiritualiteit en die de broosheid zoveel makkelijker te dragen maakt. Hoe dit zich in de praktijk laat zien, vertelt broeder Marcel Huysentruyt, gardiaan van de communiteit in Hasselt.

Marcel Huysentruyt werd geboren in 1943 in Lendelede, een dorp tussen Kortrijk en Izegem in West-Vlaanderen, als vijfde kind in een gezin van zes. Het was midden in de Tweede Wereldoorlog. Eén van zijn prilste herinneringen is het schuilen in de kelder tegen de bommen. Op zijn negentiende trad hij in bij de minderbroeders in Tielt. In 1969 werd hij priester gewijd. Broeder Marcel is gardiaan van de communiteit in Hasselt en was tot aan de fusie met de Nederlandse provincie lid van de Vlaamse custodieraad. Bij het kapittel van 16-20 mei 2022 werd hij gekozen tot definitor (provinciebestuurder).

De ervaring van gedragen worden is de beste ervaring om zélf te dragen

Het is vrijdagmorgen als we elkaar via beeldbellen spreken. Broeder Marcel Huysentruyt is gardiaan in een gemeenschap met zeer oude medebroeders. De gemiddelde leeftijd is ver in de tachtig. Er is altijd zorg voor de minderbroeders, “maar het belangrijkste is dat we van elkaar houden en kijken hoe dat beter kan. Dat we leren invoelen in de ander en dat we de ander respecteren in het anders zijn. Ik zorg overigens niet alleen voor hun geestelijk welzijn, maar ook voor hun fysiek welzijn.” Zelf vindt hij dat een beetje pronkerig gezegd, maar hij is tenslotte gardiaan.

In de communiteit in Hasselt is ook zorg van buiten aanwezig, maar wanneer dat niet meer toereikend is, verhuizen de broeders naar het zorgcentrum. “Wij hebben daarbij geluk in Hasselt, want het zorgcentrum is bij onze zusters, in het verpleeghuis van de franciscanessen, dat náást onze communiteit is gevestigd. Sommige broeders benauwt het vooruitzicht naar het ‘rusthuis’ te moeten. De laatste twee broeders die gestorven zijn, waren in het zorgcentrum opgenomen en zij waren met hun broosheid verzoend.”

Ik kan me voorstellen dat je voor een dilemma staat, wanneer er een afweging gemaakt moet worden tussen het leven in het klooster – waarbij stilte, gebed en dagorde wezenlijk zijn – enerzijds en de liefde voor een medebroeder die in zijn kwetsbaarheid dement aan het worden is anderzijds.

“Dat is een goeie vraag, wij hebben het nog niet aan de hand gehad. Maar ik kan het me voorstellen. In dat geval zou de broeder in kwestie toch verhuizen naar het zorgcentrum.”

Ik moet denken aan een levensmotto dat nu in me opkomt, amor fati: de liefde voor het lot of ‘heb uw lot lief’.

“Je moet ook af en toe stilstaan bij de vraag wat het leven gaat brengen, dat dan onder ogen zien en daarmee omgaan. Als dat gevoel van veiligheid bij elkaar er is, is het makkelijker om het lot te aanvaarden en het leven te nemen zoals het komt.”

Prilste herinneringen

Marcel Huysentruyt werd geboren in 1943, als vijfde kind in een gezin van zes. De Tweede Wereldoorlog was in volle gang en één van de prilste herinneringen is het schuilen in de kelder. Het gezin woonde in een klein buurtschap in West-Vlaanderen. Het was een hechte gemeenschap, waar broeder Marcel goed op terugkijkt. De volwassenen zaten ’s avonds op de dorpel met elkaar te praten en de kinderen speelden met elkaar.

Na de lagere school ging Marcel naar het internaat van de minderbroeders in Lokeren (B). Twee van zijn broers waren hem al voorgegaan.

“In het begin waren alle leraren minderbroeders en dat heeft veel betekend voor mijn latere keuze. Er hing een goede geest. We leerden er Franciscus kennen.”

En daarna kwam de onvermijdelijke vraag voor Marcel, wat zou hij met zijn verdere leven willen?

Als een paal boven water stond, dat als hij zich helemaal wilde geven aan de catechese, hij volledig beschikbaar zou moeten zijn voor mensen. Maar er waren ook meisjes, en het heeft wat gekost, maar uiteindelijk koos hij ervoor om op zijn negentiende in te treden bij de minderbroeders.

Na het noviciaat volgde de priesteropleiding. In de tijd daarna gaf hij veel vormingswerk in de zin van franciscaanse retraites en cursussen aan allerlei doelgroepen. Dat heeft ook hemzelf gevormd tot wie hij nu is. Met name het werken met echtparen heeft hem veel geleerd. De gehuwden en de priesters deelden dan met elkaar hun ervaring en beleving van hun roepingen. Dat bracht zo’n sterke band met elkaar dat ze besloten in het religieuze leven dit ook te doen. “Met elkaar communiceren, net zoals een koppel dat in hun huwelijk ook moet doen om stand te houden. En niet alleen over de doe-dingen, maar over, wie ben ik, wat maakt en raakt mij.” Dat was een soort psychologische training, vertelt broeder Marcel, waaraan hij altijd trouw is gebleven en waaraan hij veel gehad heeft nu hij gardiaan is.

Heeft het voor u een licht geworpen op een huwelijk?

“Ja, het heeft mij duidelijk gemaakt dat verliefdheid overstegen wordt door liefde, vertrouwen – ook al krijgt dat soms een deuk. En belangrijk is het verschillend zijn leren beter in te voelen. Dat maakt het mogelijk dat er iets groeit en zich verdiept.”

Hebt u daar ook mensen ontmoet in hun broosheid in hun huwelijk?

“Zeker en vast. Wat mij zo aantrok in die weekenden van gehuwden is dat ik van hen geleerd heb, dat je altijd bereid moet zijn naar elkaar te luisteren en je in te leven in de ander, maar zonder jezelf daarbij tekort te doen. Je moet je niet opofferen, maar volwáárdig met de ander in contact gaan. Het heeft mij geleerd om als franciscaan in de groep anders te zijn. Veel meer begrip te hebben voor het anders zijn van mijn medebroeders: voor hun achtergrond, hun manier van doen, wat ze allemaal hebben meegemaakt. Dingen niet vanzelf veronderstellen, maar daarover in vertrouwen in gesprek gaan. Het is een uitnodiging om elkaar te vertrouwen en als broeders te leven en ik wil dat in een gemeenschap doen. De ervaring van gedragen worden is de beste ervaring om zélf te dragen. Ik wil ook gedragen worden om zelf te dragen. Daarom is het voor mij een bekommernis om mijn medebroeders te dragen, zowel fysiek, als in hun geestelijk leven.”

Ik denk dat de weg die u gekozen heeft met alles wat u daarvan hebt opgestoken u tot een goede gardiaan heeft gemaakt.

Broeder Marcel lacht en zegt: “Ik heb wel de indruk dat we hier een goede groep hebben.”

Hulp bieden is veel makkelijker dat hulp vragen. Komt u dat ook tegen in uw communiteit?

“Jazeker, er zijn mensen die van huis uit, van nature, heel moeilijk hulp kunnen vragen. Dat vind ik ook het voordeel van in een broederschap of in een gemeenschap te leven. Dat vormt altijd een uitdaging om naar mezelf te kijken. Wat vraagt diegene die wellicht zo anders is? Wat roept hij bij mij op? Ervaar ik de ander als vijand, als iemand die gecorrigeerd moet worden? Of ervaar ik hem als een aanvulling van mij?”

Hoe is uw rol als gardiaan in het ‘bewaken’ van deze spreuk van Franciscus?

“Als ik het idee heb, dat we elkaar niet dragen, dan ga ik daarover als gardiaan wel in gesprek. Soms kan een broeder last hebben van een medebroeder. Dan oordeel ik of dat terecht of onterecht is. Als ik meen dat het terecht is, dan ga ik daarover in gesprek en vraag wat dat betekent voor hem, dat hij zich ergert aan de ander(en), hoe hij zich voelt in de groep. Dan kan ik ook al luisterend helpen.”

“Om mezelf bij de les te houden, kom ik met een aantal priesters maandelijks bij elkaar. Wij evalueren onszelf en blijven zoeken wat wij nodig hebben: verdieping van inzichten met de Bijbel als achtergrond. Nu is er een echtpaar bijgekomen dat ons uitdaagt en coacht bij onze begeleiding van anderen. Aan het eind van iedere bijeenkomst kiezen we gezamenlijk het onderwerp voor de keer erop. De rollen zijn nu omgekeerd. Nu wordt ons een spiegel voorgehouden. Het is altijd een bijeenkomst om naar uit te kijken, omdat het ook de vorming is die wijzelf nodig hebben.”

Brigitte van der Heijden


Een kortere versie van dit interview verscheen in Minderbroeders Franciscanen, mei/juni 2022.

Gerelateerde nieuwsberichten