Een tijd van verval en herstel
Door tegenwerking van de overheid, treedt er in de eerste helft van de negentiende eeuw een tijd van verval in. Het aantal franciscanen neemt drastisch af. Aan deze periode komt een einde wanneer in 1853 – het jaar van het herstel van de Bisschoppelijke Hiërarchie – de zelfstandige Nederlandse provincie wordt opgericht. In 1867 worden de Martelaren van Gorcum de patroonheiligen van de provincie.
Groei in aantal en expansie van werkzaamheden gaan hand in hand en het werkterrein overschrijdt de landsgrenzen. Missiegebieden worden aangenomen: China, Brazilië, Brits-Indië (later gedeeld in India en Pakistan), Indonesië en (in 1937) het huidige Papua.
In Nederland zijn de broeders vooral werkzaam in parochies in de grote en middelgrote steden van ons land. Om ook minder draagkrachtigen middelbaar onderwijs te bieden worden middelbare scholen opgericht: o.a. Heerlen, Leiden, Rotterdam. Daarnaast kom je de namen van broeders tegen in alle geledingen van het katholiek maatschappelijk leven.
Ook de eigen opleidingshuizen vragen in deze jaren de nodige inzet van de broeders, als docenten en verantwoordelijken voor de vorming van jonge broeders.
Op het gebied van de zielzorg worden initiatieven geboren in met name – kerkelijk gezien – diasporagebieden: Noordoost Nederland, Noordholland-Noord. Een oriëntatie op de oecumene is daarbij een belangrijk aspect. De daar verspreid wonende broeders vormen regionale communiteiten.