
René van Loenen
Met het Zonnelied van Franciscus ben ik vertrouwd geraakt tijdens de vieringen van onze protestantse gemeente, waar we het lied met enige regelmaat als loflied zingen. Maar het lied ging pas echt voor mij leven toen mij gevraagd werd gedichten te schrijven bij de zeven elementen van het Zonnelied. Die gedichten waren bestemd voor een poëziewandeling in Culemborg in het kader van een expositie van schilderijen van Jeltje Hoogenkamp rond het thema ‘Zonnelied’.
Ten behoeve van dit project schreef ik bovendien mijn eerste bewerking van Franciscus’ lofzang, onder de titel ‘Klein Zonnelied’. Marijn Slappendel verzorgde de toonzetting. Het lied werd opgenomen in de bundel Zusterlief broederlief, die ter gelegenheid van de expositie uitkwam (uitgever Anderszins, Ermelo 2017). Een aangepaste versie verscheen onder dezelfde titel in mijn eind vorig jaar verschenen Klimaatbrevier, een bundel met gebeden, gedichten en liederen in het spanningsveld tussen schepping en klimaatcrisis (uitgever Van Warven, Kampen).
Liefde
Het is overigens niet bij één bewerking gebleven. Dat ik verschillende bewerkingen schreef, waaronder dus het ‘Klein Zonnelied’, zegt wel iets over mijn liefde voor dit lied. Het bezingt de grootsheid van de schepping op unieke wijze door zeven elementen centraal te stellen, en niet de mens. De mens staat niet boven de natuur maar is deel ervan. Ondanks onze bijzondere verantwoordelijkheid – want die hebben we natuurlijk wel – is onze rol in de schepping maar klein. Onze houding zou daarom veel bescheidener moeten zijn.
Speelse variant
Mijn ‘Klein Zonnelied’ is te typeren als een speelse variant op de oorspronkelijke tekst, waarbij Marijn Slappendel trouwens eveneens een melodie componeerde. Je zou mijn bewerking een aanvulling op het origineel kunnen noemen, omdat ik mij richt op details, afgeleid van de zeven elementen. Soms expliciet, zoals ‘avondzon’, ‘waterspreeuw’ en ‘lentebries’. Op andere plaatsen meer associatief: ‘nachtegaal’ zou je kunnen verbinden met zuster maan, ‘bloei’ met broeder vuur, de paddenstoelen in couplet 5 met zuster aarde en ‘najaarsblad’ met zuster dood. Natuurlijk is elke lezer vrij in het benoemen van eigen associaties.
De structuur van het ‘Klein Zonnelied’ is voor een groot deel bepaald door de volgorde van de jaargetijden, waarin de zon natuurlijk een belangrijke rol speelt: van lentebries en bloesemgeur tot ganzenvlucht en winterlucht.
Ook deze speelse variant op het Zonnelied is in alle details een loflied voor de Schepper. Naast publicatie in Zusterlief broederlief heb ik de tekst opgenomen in mijn Klimaatbrevier, maar daar met een aangepaste titel: ‘Van klank en kleur’. Achteraf heb ik daar spijt van: in al zijn bescheidenheid en speelsheid mag deze bewerking best ‘Klein Zonnelied’ genoemd worden.
René van Loenen