Interview met Ben Bolmer ofm

Pastorale zorg is horen wat niet gezegd wordt

Broeder Ben Bolmer ofm was meer dan veertig jaar werkzaam in het parochiepastoraat. Hoe gaf hij vorm aan de zorg voor zijn parochianen en hoe doet hij dat nu als gardiaan voor zijn medebroeders?

BEN BOLMER werd in 1945 geboren in Onstwedde (Groningen) en groeide op in Musselkanaal. Na zijn intrede bij de franciscanen studeerde hij filosofie en theologie. Vervolgens ging hij les geven op een praktijkschool. In 1972 werd hij tot priester gewijd. Ben was pastor in diverse parochies. Zijn laatste was die van de Raamstraatkerk in Delft, waar hij 15 jaar gewerkt heeft. Sinds 2016 is hij gardiaan in de communiteit Alverna (Wijchen) en draagt hij de zorg voor 19 medebroeders, waarvan er vijf elders in het land wonen. Sinds 2005 gaat Ben voor in de jaarlijkse Grunneger Dainst in de H. Antonius van Paduakerk in Musselkanaal (een eucharistieviering in de Groningse streektaal).

Het gaat erom dat ik met mijn aandacht bij die ander blijf

Het is 10 november als ik afreis naar Alverna (Wijchen) voor een gesprek met broeder Ben Bolmer over het thema ‘zorgen’. Toevallig is het de Dag van de (Mantel)Zorg. In de hal wacht Ben me op en ik word hartelijk verwelkomd met koffie en speculaas, een ‘eenvoudig franciscaans koekje’, volgens broeder Ben.

De jonge jaren

Vanuit het hoge Noorden verhuist de nog zeer jonge Ben naar Megen om daar de Latijnse school (het gymnasium) van de broeders franciscanen te doorlopen. De ongeveer 120 jongeren verblijven in kosthuizen. Na het gymnasium verhuist Ben naar Weert waar dan het noviciaat van de franciscanen is gevestigd. Voor hem een soort proefjaar. “Aan het intreden is een heel proces voorafgegaan”, vertelt hij, “het is niet een stap die je onnadenkend zet.”

Met zijn vijftienen vertrekken de jongens naar Weert. Het is de tijd na het Tweede Vaticaans Concilie en de trend is om veel met elkaar te bespreken, in tegenstelling tot de tijd daarvoor. Ben besluit in te treden. De jonge franciscanen verhuizen naar Venray om daar filosofie en theologie te gaan studeren. Daar wonen ook studenten van verschillende andere religieuze instellingen. In 1967 volgt een verhuizing naar De Bilt. De theologiestudenten vervolgen hun studie aan de dan net opgerichte instelling voor weten­schappelijk theologisch on­derwijs in Utrecht.

Na zijn afstuderen gaat Ben een pastorale stage lopen in Haarlem, waarbij ook groepssupervisie is inbegrepen, vaak aan de hand van een praktijksituatie, een overweging of een volledig uitgeschreven gesprek. “Je kunt zo veel van elkaar leren”, zegt hij. “We leerden ‘aan elkaar’.”

In 1972 wordt Ben in Haarlem door bisschop Zwartkruis tot priester gewijd en krijgt hij een benoeming in de parochie Wolvega en omgeving. Daar combineert hij het parochiepastoraat met het docentschap aan een praktijkschool. In die tijd beginnen parochies meer met elkaar samen te werken. Ben woont dan in een pastorie van het bisdom. Als de pastoor in Wolvega met pensioen gaat, neemt Ben, samen met zijn medebroeder Frans Wijenberg ofm (ⴕ 2003), het volledige pastoraat op zich. Hun gebied strekt zich dan inmiddels uit van Wolvega tot Fredriksoord, Wilhelminaoord en Steggeda.

Diaspora

In 1992 volgt een nieuwe benoeming, eveneens in het bisdom Groningen. In Bedum dit keer. Binnen de kortste keren vallen er drie pastoors uit in andere parochies in de regio. Bedum moet bijspringen en breidt uit met Delfzijl, Appingedam, en enige tijd later met Uithuizen, Wehe-den Hoorn en Kloosterburen. Zes dorpen op afstand van elkaar. Een diaspora aan parochianen.

Ben zoekt de samenwerking binnen de parochies, zodat er werkgroepen ontstaan op allerlei terreinen. Naast een emeritus pastoor, is Ben de enige priester. Ze regelen het zo dat Ben wekelijks in één van de zes dorpen voorgaat in de eucharistieviering, zodat hij er ook echt voor de parochianen kan zijn, ook ná de mis. In de andere dorpen is er dan óf de emeritus óf er wordt een woord- en communiedienst gehouden, waarbij de werkgroepen een belangrijke rol spelen; kerk zijn mét elkaar. Als men elkaar ontmoet als kerkgenoten, is er ook echt verbinding.

Goede balans

Een parochiegemeenschap leiden is niet alleen zorg dragen voor de parochianen, je moet ook allerlei zaken regelen, vertelt hij: “Liturgie, diaconie, ouderen- en ziekenzorg, catechese, dat alles moet goed georganiseerd worden.” De rol van pastoor vraagt om een goede balans tussen enerzijds directe pastorale zorg en anderzijds bestuurlijk leiding geven aan de geloofsgemeenschap.

“Allebei onontbeerlijk. Maar mijn hart ligt primair in het persoonlijke pastoraat, de nabijheid bij mensen.” Het uitgangspunt is voor hem steeds de ander. “Het gaat er mij niet om, wat ík allemaal belangrijk of nodig vind. Het gaat erom dat ik bij die ander ben én met mijn aandacht bij die ander kan blijven”, zegt Ben. Voor hem betekent dat luisteren naar de ander en ook horen wat hij of zij níét zegt. “Het gaat om een gezonde pastorale houding, waarbij er een goede balans is tussen nabijheid en distantie en waarbij je die ander niets oplegt. Alles heeft zijn eigen tempo en tijd.”

Fiorettiverhaal

Ik moet denken aan het verhaal van Franciscus en de opstandige melaatse, uit de Fioretti. Een van de melaatsen is ongeduldig, eigenwijs en onhebbelijk. Hij vloekt, scheldt, slaat en bruuskeert iedereen die hem verpleegt. De broeders kunnen het niet meer aan en besluiten de melaatse geheel aan zijn lot over te laten, maar niet zonder Franciscus hiervan op de hoogte te brengen. Uiteindelijk gaat Franciscus voor de melaatse zorgen, maar pas wanneer die daar klaar voor is. “Ik zal doen wat jíj wilt”, zegt Franciscus tegen hem.

Ontmoeting en presentie

In 2001 verhuist Ben naar Delft op uitnodiging van de communiteit daar. Al meer dan een eeuw wonen er franciscanen in de Prinsenstad. De broeders zijn verantwoordelijk voor de parochie van de Franciscus- en Clarakerk in de Raamkerkstraat. Iedere broeder van de communiteit heeft zijn eigen taak. Ben gaat werken als pastor in de parochie, waarbij hij net als in het Noorden te maken krijgt met samenvoeging van verschillende kerken tot één parochie. Dus wederom moet hij fusiewerkzaamheden verrichten en beleid maken.

Vlakbij de kerk is een buurthuis. Daar is Ben regelmatig te vinden, zeker als er naar voetbalwedstrijden van het Nederlands elftal wordt gekeken. Ben: “Dat werd door de mensen zeer gewaardeerd! Gesprekken in een buurthuis gaan makkelijker dan wanneer je in een officiële setting praat. Vaak gebeurde het dat iemand op me afstapte en zei: ‘Ik wil even met u praten’.” Ontmoeting en presentie; daar is het hem om te doen, of die ander nou gelovig is of niet.

Is het zorgen iets dat hem met de paplepel is ingegeven of is heeft hij zich dat later verworven? Ben zelf denkt dat het een combinatie van beide is, maar met name zijn training en pastorale stage hebben hem geleerd te luisteren en een goede pastorale attitude aan te nemen. “Als je geen afstand kunt houden, dan ben je ook niet meer voldoende beschikbaar.” Een klerikale houding van bovenaf is niet iets wat bij Ben en de franciscanen past. Bovendien werkt dingen opleggen aan een ander niet. “Het antwoord moet uit de persoon zelf komen. Als pastor kun je wel de goeie vragen stellen om dat antwoord naar boven te laten komen. Soms raakt de begeleiding van mensen aan de psychologie.”

Gardiaan

In 2016, na vijftien jaar Delft, volgt opnieuw een verhuizing. Ditmaal naar Alverna, waar hij gardiaan wordt. Ik ben benieuwd naar de overeenkomsten en verschillen tussen de zorg voor parochianen en zorg voor medebroeders in de communiteit. De broeders worden ondersteund door een mantelzorgster en twee huishoudelijke hulpen. Die zijn op deze Dag van de Zorg niet vergeten. Tijdens de koffie zijn er bloemen en gebak.

“Wat overeenkomt met het parochiewerk”, zegt Ben, “is dat hier ook een verdeling is tussen beleidsmatige en persoonlijke zorg. Aspecten als thuiszorg, huishoudelijke zorg, mantelzorg, pastorale zorg en onderlinge broederlijke zorg vragen nu eenmaal om coördinatie.”

In Alverna wonen de 14 broeders bij elkaar op twee verdiepingen van het woon-zorgcomplex Rivo Torto. Er is een ruimte ingericht als kapel waar ’s ochtends de lauden en ’s avonds de vespers worden gebeden. De broeders hebben een gezamenlijke huiskamer en eetkamer. De ontmoetingen daar met elkaar dragen mede bij aan het communiteit-zijn.

Elkaar nabij

“In de parochie heb je de pastorale zorg en nabijheid, maar hier, in de communiteit, gaat het om mijn medebroeders en huisgenoten. Dat is nog méér nabij”, zegt Ben. Hij houdt ervan om de taken zo goed mogelijk te verdelen en elkaar samen te dragen. Naarmate de broeders ouder worden, krijgen ze ook te maken met fysieke klachten en dat herkennen ze bij elkaar. Het proces van ouder worden en overlijden maakt dat de broeders sterk betrokken zijn op elkaar en elkaar nabij zijn in ieders broosheid.

Zo gaat Ben met zijn medebroeders mee op familiebezoek, naar het ziekenhuis of naar de huisarts.

In de communiteit is eens in de twee weken een overleg met het huisbestuur (de gardiaan, de vicaris en een lid van de communiteit), om zaken te bespreken. Discretie is daarbij van belang, omdat dat getuigt van zorgvuldigheid. Eens in de zes weken is er een huiskapittel.

Bewogen jaar

Het afgelopen jaar 2022 was zacht gezegd een bewogen jaar in Alverna. Vijf medebroeders kwamen te overlijden. Tegelijk sloot de communiteit in Nijmegen en verhuisden vijf broeders naar Alverna.

Ben sprak met zijn medebroeders: “‘We moeten beseffen dat het voor de vijf nieuwkomers nieuw is, maar voor ons is het dat óók. We moeten sámen een nieuwe groep vormen. Wij hebben niet meer rechten omdat wij hier al wonen, we moeten samen een nieuwe communiteit uitvinden en vormen.’ Op grond van de wensen van de nieuwe broeders zijn er al een aantal dingen aangepast en zo groeien we toe naar een nieuwe communiteit.”

Ben voelt zich ook medeverantwoordelijk voor de goede sfeer. Soms moet hij interveniëren. “Alle broeders hebben een eigen achtergrond en verleden. Maar we respecteren elkaar in ieders eigenheid.”

Steeds in beweging

‘Zorgen voor’ is niet iets statisch, zo blijft mij bij uit het gesprek. Het is iets dat steeds in beweging is. De gezamenlijke franciscaanse spiritualiteit vormt de basis. Alle broeders hebben praktisch dezelfde vormingsperiode doorlopen en dat heeft hen gemaakt tot broeders van en met elkaar. De persoon Franciscus en zijn houding ten opzichte van mens, natuur, schepping en al wat leeft, vormt een dagelijks voorbeeld. De broeders herkennen elkaar hierin. Franciscus is het bindmiddel, overal ter wereld waar minderbroeders franciscanen wonen en werken. De broederschap is voelbaar.

Brigitte van der Heijden


Een ingekorte versie van dit interview verscheen eerder in het magazine Minderbroeders Franciscanen, 2023, editie 1.

Gerelateerde nieuwsberichten